Donderdag draaide ik een dagdienst. Meestal staan we met 2 en een woonleef assistente (allemaal kanjers) op 9 bewoners. Deze dag waren we met 5. Das veel. Te weinig personeel is geen zegen maar teveel ook niet.
Ik had slecht geslapen en ik kon mijn plekje niet echt vinden. Blijkbaar was het voor onze bewoners ook allemaal erg onrustig. En op een wat een prikkelarme afdeling moet zijn is dat niet echt fijn. Twee nieuwe bewoners die hun plekje moeten vinden maakt het extra ingewikkeld.
Ik kreeg de wind van voren van een 96 jarige oude dame die graag wil dat alles gaat zoals zij dat heeft bedacht. Ze wenste geen kiwi en de pap die ik haar daarna bracht was veel te veel. Mijn argument dat ze op kon eten wat ze wilde en ik de rest dan weg zou gooien kwam niet door de commissie. Het moest opnieuw. En ik weet dat er dan niks anders opzit.
Rond het middaguur kregen we allemaal de volle laag. Ze vond dat we maar een luizenleventje hadden, de zorg was slecht, ze was vergeten bij de koffieronde. In haar beleving is dat ook gewoon zo denk ik. Dementie is echt een nare ziekte. Natuurlijk waren we haar niet vergeten maar ze sliep toen de koffiekar voorbij kwam. En de 2e ronde ook. Alleen strookt dat niet met haar beleving.
De lunch verliep rommelig. Mensen zaten niet op hun vaste plek. Er werd geroepen om warme melk waar weer iemand op reageerde door te zeggen dat de eerste duidelijk geen opvoeding had genoten. Ondertussen zat de mw van 96 commentaar te leveren op alles. Op het eten, het drinken, medebewoners en de zorg.
S middags probeerde ik een bewoner uit haar jas te praten. Op de afdeling is het zeker 22 graden en uren lopen in een echte dikke winterjas is dan niet aan te raden. Haar man had opgemerkt dat hij het niet fijn vond dat hij haar aantrof in de jas toen hij op bezoek kwam. Logisch ook. Maar mevrouw reageerde woest op mijn voorstel en haar ogen schoten vuur. Ik knapte. Ik ben weggelopen omdat ik het gewoon even niet meer trok.
Gelukkig hebben we een kleine ruimte waar we onze jassen neer kunnen hangen en zo en dat werd even mijn toevluchtsoord. Ik zat er op een stoel en de tranen liepen me over de wangen. Mijn professionele schil is nog broos bedacht ik. Het zal nooit een pantser worden, daar ben ik het mens niet voor. Maar een beetje dikker mag wel … Een nieuw leerdoel is geboren.